1945 - 1962 Naar en aan de oostelijke top
Direct na de oorlog kwam Sportclub weer tot leven. Het bestuur werd weer op volle sterkte gebracht. Naast penningmeester Marten Visscher kwam Dirk de Lange als secretaris in het dagelijks bestuur. Het bestuur trok Harm Bonthuis aan als voorzitter en 'sterke man'. De ledenvergadering bekrachtigde deze benoeming achteraf. Harm Bonthuis over zijn aantreden als voorzitter in 1945:
'Na afloop van een vergadering in het weeshuis van het Oranjecomité in juli 1945 werd ik door enkele leden van Sportclub benaderd, met lange Marten als woordvoerder. Die vertoont een bepaalde gewoonte in zijn manier van praten, die meer voorkomt in die familie.
Zij beginnen doodernstig (vader Van Dijk) en voordat je antwoord kunt geven, beginnen zij te lachen (moeder Van der Haar) en kun je in feite niet meer weigeren. Ik heb ja gezegd en achteraf gezien heb ik mijn periode van 12 jaar als positief ervaren. Toch had ik de inzet en vereiste tijd -met name overdag -onderschat. Gelukkig kon ik als klein eenmansbedrijf, mijn werk in zekere zin zelf indelen. Met mijn medebestuursleden lag dat anders.
jan Eenkhoorn gaf zich ten volle voor Sportclub en wou alles doen. Maar tegenover zijn drie broers kon hij overdag niet achter de machine weglopen. Als ik Dirk de Lange overdag moest hebben, nam ik wat blanco assurantiebescheiden mee, want als vader Karst binnen gehoorsafstand was, durfde Dirk de woorden voetbal of Sportclub niet in de mond te nemen.
De overige bestuursleden waren in loondienst, waarbij ik overdag gelukkig vaak hulp had van Marten Visscher, die bij de gemeente als timmerman nogal 'wat vrije tijd' had.
Aan zo'n werkverdeling zit echter ook een schaduwzijde. Volkomen niet als zodanig bedoeld, krijgt men als voorzitter in de vereniging een te centrale en dominante rol toebedeeld. Binnen het bestuur heeft dat in die 12 jaar nimmer problemen gegeven, want men kende de achtergronden. De achterban gaf echter soms op niet al te vriendelijke wijze blijken van ongenoegen. Dat heb ik wel als negatieve herinnering aan mijn bestuursperiode overgehouden'.
De eerste problemen leken veel op die uit de allereerste periode; ook nu waren er moeilijkheden rond het veld. Wat was namelijk het geval? NSB - burgemeester Koster, die burgemeester Hamer tijdens de oorlogsjaren had afgelost, had het plan gelanceerd in Genemuiden een noodziekenhuis te stichten. Als plaats ervoor koos Koster het voetbalveld uit, mogelijk omdat hij daarop direct het oog had vanaf zijn woning op de Bult.
Ter voorbereiding werden al karrenvrachten zand op het terrein gebracht. De bevolking zag wel wat in het plan, in de laatste oorlogsjaren waren de verbindingen met Zwolle en Kampen zo moeilijk dat men graag wat meer gezondheidszorg dichter bij huis had. Er werd geld ingezameld en de collecte had een goede opbrengst. Toch werd al gauw duidelijk dat het plan een doodgeboren kindje was. De gemeente nam het ingezamelde geld in beheer. Het werd in 1969, na overleg met de organisatoren geschonken aan d'Overtoom - in -oprichting.
Sportclub kreeg al spoedig weer de beschikking over haar terrein, maar kon er niet op voetballen. Het bestuur vroeg de gemeente het zand weg te halen. Die wilde wel eens weten hoeveel dat zou gaan kosten.
Sportclub stelde een begroting op, die op f 1.500, kwam. B. en W. vonden dat veel te veel, want ze keken al uit naar een ander veld voor Sportclub. Het terrein aan de Veerweg hadden ze namelijk nodig om er een rioolzuiveringsinstallatie neer te zetten. De plannen daarvoor waren in 1945 al in een vergevorderd stadium.
De zaak zat dus muurvast. De leden wilden echter weer aan het voetballen. Uitwijkmogelijkheden, zoals een ander veld aan het Veer, op de Top, enz. voldeoen niet De velden waren te klein of te ongelijk. Daarom deden de spelers wat ze voor de oorlog hadden geleerd: ze staken de handen uit dt' mouwen en gingen zelf het zand verkruien.
Deze daad maakte grote indruk op burgemeester Hamer. AI na een uur stond hij op het terrein en stuurde de vrijwilligers weg met de belofte dat de gemeente de zaak verder zou afwikkelen. Inderdaad begon een aannemer een week later aan het terrein. Het gebeurde allemaal niet zo zorgvuldig als het bestuur wel had gewild, maar de zaterdag daarop kon Sportclub spelen!
Andere mogelijkheden
Inmiddels bleven B. en W. zoeken naar een nieuw terrein voor de voetbal. Twee mogelijkheden passeerden in 1946 de revue. De opzieners werd gevraagd een stuk land op de Greente te reserveren naast de volksijsbaan De Eendracht. Om de één of andere reden stapte men daar vlot vanaf, waarschijnlijk was het antwoord erg negatief.
Daarna werd een stuk land bekeken op de Putten (achter de Dijkstraat, de huidige Klaas Benninkstraat). Het hoofd van gemeentewerken begrootte de kosten voor een sportterrein op dit zgn. Buitenland op f 76.413,-. Veel geld vergde het opspuiten van deze laaggelegen grond.
'Een dergelijke uitgaaf voor een voetbalvereniging is niet te verantwoorden', zo lieten B. en W. de raad weten op 5 november 1946. Maar ze voegden er aan toe, 'overtuigd te zijn van de wenschelijkheid een goede sportbeoefening te bevorderen'. En dat was winst bij de situatie van vijftien jaar daarvoor.
Terrein afgekeurd
De situatie werd kritiek in de herfst van 1946. Sportclub was gepromoveerd naar de KNVB (daarover later meer) en de Bond keurde het terrein en de kleedkeet af. De Bond noemde de accommodatie in Genemuiden 'zeer onvoldoende'. De hoofd consul stuurde Sportclub een waslijst vol eisen, waaraan moest worden voldaan voor de club toestemming kreeg aan de kompetitie 1947/1948 deel te nemen.
De brief van de hoofd consul van de KNVB, de heer Boeljon, was in overleg met het bestuur opgesteld, om het gemeentebestuur onder druk te zetten. Als Bonthuis alleen met Hamer sprak, beloofde hij alle medewerking, maar in B. en W. en in de raad durfde hij zijn nek niet uit te steken. Deze eigenschap komt trouwens bij meer bestuurders voor. Tenslotte is er een persoonlijk gesprek met B. en W. geweest met Boeljon en zijn assistent Leeuwenkamp erbij.
Harm Bonthuis hierover: 'Samen met Marten Visscher lieten wij vooraf de situatie aan de beide heren zien en gaven uitleg over de plannen, zodat zij goed voorbereid waren. Marten kon natuurlijk als gemeente - timmerman niet mee en dus gingen wij met ons drieën naar het college. Boeljon, klein van postuur, maar zeer ervaren als onderhandelaar, wees op de noodzaak van een nieuw terrein voor Sportclub om in de KNVB te kunnen blijven spelen. De te verwerven landerijen boden de mogelijkheid een terrein aan te leggen dat aan de KNVB - eisen voldeed en daarom vroeg hij het college haast te maken. Het leek hem toch niet zo moeilijk, vergeleken met een soortgelijk geval in de Achterhoek.
Daar wou de gemeente van een bejaarde veehouder ook een perceelland aankopen voor de voetbalvereniging. Deze was daartoe wel bereid, maar alleen onder de voorwaarde dat de grote boom midden in het land, bleef staan. 'Dan moesten ze er maar omheen spelen' zei hij. Hamer grinnikte op zijn bekende manier, maar de beide wethouders lachten gelukkig ook. Het ijs was gebroken en er kwam vaart in de onderhandelingen.
Sportclub reageerde snel en verbeterde wat in haar vermogen lag.
Veel was dat niet. Wat het veld betreft was men geheel afhankelijk van de gemeente. De Bond stelde zich na de blijken van Sportclubs goede wil wat minder streng op en verleende een tijdelijke ontheffing voor het terrein aan de Veerweg. Dat mocht gebruikt worden voor de competitiewedstrijden, maar niet voor promotie en degradatiewedstrijden.
Toch slaakte men binnen de vereniging een zucht van verlichting toen de raad op 30 mei 1947 besloot tot de aanleg van een nieuw veld aan de Kamperdijk. De grond was gemeente-eigendom en indertijd aangekocht om er een nieuwe begraafplaats aan te leggen. Dat was echter om één of andere reden niet doorgegaan.
De aanleg van het terrein kostte ongeveer twaalfduizend gulden. Daarbij was inbegrepen het leggen van stuwen in de sloten er rondom en een gemaaltje om de omgeving onder te bemalen.
In september 1948 nam Sportclub definitief afscheid van de Veerweg. En hoewel de blijdschap natuurlijk overheerste was er ook een brok weemoed. Klasen bij het vijfentwintigjarig jubileum in 1955: 'Oude terrein aan de Veerweg, wat word je nog vaak genoemd en wat hebben we veel aan jou te danken. Verschillende voetballers van Sportclub zijn er van kleine jongens grote voetballers geworden. Maar toch lieten we je met plezier in de steek'.
De kleedkamer van het Veerwegterrein werd verkocht aan de combinatie Kolk, Riezebos en Bos. Die verplaatste de keet en zette er een weefgetouw in. Harm Bonthuis regelde als boekhouder van deze combinatie de verkoop.
Nieuw terrein
Sportclub trok die dag, voorafgegaan door het muziekkorps Ons Genoegen vanaf de Veerweg naar het nieuwe terrein. Dat werd voor de vele genodigden feestelijk in gebruik genomen met een wedstrijd tegen een combinatie van Alcides uit Meppel. En Sportclub mocht ook blij zijn met de nieuwe accommodatie.
Pronkstuk was de fonkelnieuwe stenen kleedkamer, ingericht naar de eisen destijds. Deze was gebouwd door fa. F. van Dijk en H.J. van der Steeg voor het bedrag van f 13.000, en kostte dus meer dan het veld! Als medewerker van eerstgenoemde firma werkte Sportclubtrainer Bas Doorneweert ook aan de bouw mee.
De leden zelf hadden de fundering gestort. Daarbij maakten veIer handen het werk licht. De opkomst voor het storten en het enthousiasme waren erg groot. Van het werkplan kwam weinig terecht. Siem Bakker en Marten Visscher hadden de zaak goed uitgezet, maar toen werd gestort, konden ze er geen oog meer op houden. Alles en iedereen liep door elkaar, de piketten werden door de kruiwagens platgewalst. Daarom moest een nieuwe ploeg later moeizaam onder meer afvoergoten uitbikken. De vergunning voor de bouw van de kleedkamer had nogal wat voeten in de aarde gehad. Vlak na de bevrijding had de woningbouw nu eenmaal een allesbeheersende prioriteit. Maar voorzitter Harm Bonthuis was thuis in deze materie. Hij wachtte tot de voorzitter van Wederopbouw met vakantie was en diende toen een aanvraag in bij diens plaatsvervanger Brands, ook voorzitter van Go-Ahead Deventer, de huidige Eagles. De vergunning kwam binnen de kortste keren af.
De financiering van de kleedkamer kwam, zoals die van elke opstal in Sportclubs eerste 45 jaar, geheel voor rekening van de clubkas.
Onder leden en supporters werden renteloze leningen geplaatst, maar ook de aflossing betekende een zware belasting. De vereniging was al niet gewend aan optimistische financiële jaarverslagen, maar nu moest ze wennen aan een nog wat somberder toon. Penningmeester Marten Visscher ( en met hem het gehele bestuur) was gedwongen tot een sober beleid om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen. Zo werden de dames van bestuursleden ingeschakeld bij het schoonmaken van de kleedkamer. Pas in 1952 gloort er wat licht. Vlak voordat Sportclub begint aan een aantal jaren met financieel aantrekkelijke landskampioencompetities is er een overschot van f 800, in de clubkas.
Opknapbeurt
Het veld zelf bleek toch niet zo geweldig. Al in 1949 moest de Heidemij de eerste opknapbeurt geven (kosten f 1.230,-) en dat was beslist niet de laatste keer dat het veld werd opgeknapt. Desondanks stonden na wat regen de plassen in de hoek bij de kleedkamer.
Dat kwam natuurlijk door het intensieve gebruik voor kompetitie en bedrijfsvoetbal, dat Sportclub bevorderde. Maar er was nog een oorzaak: de gemeente had, op voorstel van de provincie, uitdrukkelijk in het huurcontract opgenomen dat het veld kon worden gebruikt voor schoolsport en bij volks en schoolfeesten. Dat gebeurde dan ook. De schoolsportdagen werden jaarlijks op het terrein gehouden, het was een keer een baan voor paardenrennen, zanger Max van Praag trad eens op voor zeker half Genemuiden in de stromende regen, enz. De gemeente klaagde er bij tijd en wijle over dat Sportclub te weinig onderhoud pleegde. Maar wat zulk 'gelegenheidsgebruik' van weinig ter zake kundige voor schade kan aanrichten, daarover weigerde ze te spreken.
Huurprijs
Op 30 mei 1946, nog voor het terrein er was, vond de raad een jaarlijkse huurprijs van f 600, redelijk. Toen het terrein klaar was, werd de huur op f 525, per jaar bepaald. De afschrijving van de aanlegkosten lag ca. f 250, hoger, maar de gemeente vond het verschil redelijk omdat 'het veld de lichamelijke opvoeding ten goede komt en de gemeente bij volksfeesten het veld ook gebruikt'.
Sportclub moest wel zorgen voor het schoonhouden en het onderhoud van het terrein, de bemaling van de sloten en de beplanting. Die beplanting kwam er pas, nadat Mastenbroek haar reglement had gewijzigd; eerst verbood dat bomen en struiken in de buurt van het voetbalveld.
In 1951 ging de huur omlaag naar f 400,-. Sportclub had het financieel moeilijk. 'Door opvoering van de prestaties en door uitbreiding van de werkende leden zijn de vervoerskosten aanzienlijk gestegen, terwijl de baten (recettes, passagiers in de bus, donaties) door de economische omstandigheden een dalende lijn vertonen', zo schreef ze de gemeente.
In 1954 volgde weer een huurverlaging. De 'pacht' werd nu f 200, per jaar en bleef jarenlang op dit nivo gehandhaafd. Deze prijs betekende echter niet alleen winst. In 1955 was de toestand van het veld onhoudbaar. Sportclub vroeg de gemeente dringend wat aan de grasmat te doen, die meer gaten dan gras vertoonde. De gemeente reageerde narrig met 'u moet zelf maar voor onderhoud zorgen, nu wij u toch voldoende tegemoetkomingen hebben verleend'. Ze vroeg de Heidemij wel om advies en die stelde een bemestingsadvies op om de totaal gedegenereerde grasmat weer op peil te brengen. Supporters en spelers bleven prikken na een regenbui om het water kwijt te raken. Op enkele plekken stopte men zelfs, ten einde raad, puin onder de grasmat.
In 1956 was alles weer koek en ei. Een raadslid verzocht B. en W. meer banken rond het veld te laten plaatsen. Het bestuur vond een onderhoudsbeurt voor de kleedkamer noodzakelijker. B. en W. stuurden de gemeenteschilder.
Tweede veld
Naast en door dit alles speelde nog een andere zaak. Sportclub begon direct na de oorlog met drie elftallen, twee teams bij de senioren en één bij de junioren. Maar binnen enkele jaren had de klub al zes elftallen in de kompetitie, drie bij de senioren en bij de junioren een A-, B en een C-elftal. Gezien het ledenaantal was dat een absoluut minimum, maar het was in feite al meer dan het terrein aan de Kamperdijk aankon. Sportclub vroeg de gemeente dan ook meer speelgelegenheid, voor het eerst in 1949, maar daarna steeds dringender. Beide partijen mikten op een tweede veld achter het bestaande terrein. De grond daar was eigendom van de heer Bakker uit Epe. Deze liet weten nogal sentimentele waarde te hechten aan zijn bezit en wilde niet verkopen.
Onteigening was voorlopig niet mogelijk, omdat het bestemmingsplan nog niet voorzag in uitbreiding van wat wijds het Sportcomplex heette. Daarom werd het een lange weg. Pas in 1962 kwam het tweede veld er werkelijk.
In 1951 kwam er een noodoplossing. Sportclub kreeg een noodterrein in het Binnenland, achter de Finse school, op het zogenaamde 'Nijboer'.
Ze moest het wel zelf inrichten. Na enkele jaren werd dit terrein gebruikt waarvoor het was bestemd, nl. woningbouw. Sportclub kon vertrekken, maar waarheen? Alternatieven waren er weinig. Het bestuur versierde niet meer dan een trapveldje. De B's en C's werden de dupe. Twee seizoenen (1956/58) konden ze helemaal niet voetballen, ook al had het bestuur gepoogd hun thuiswedstrijden uit te laten spelen.
'Deze gang van zaken is funest voor welke vereniging dan ook', zo schreef Harm Bonthuis.
In 1958 vroeg het bestuur een stukje pas opgespoten industrieterrein voor de jeugd. De raad ketste dit af. Ze verwees naar de voorbereidingen voor het tweede terrein. Die werden in slowmotion uitgevoerd, vandaar dat het bestuur het woord 'schande' in de mond nam.
Toch kwam er dat jaar een noodvoorziening achter het bestaande terrein. Enkele A junioren vonden het veld zo minderwaardig, dat ze de doelpalen doorzaagden. Buiten de zaterdag dat deze protestactie werd gehouden kon Sportclubs jeugd tenminste weer voetballen.
Weer kampioen
Laten we nu het veld voor wat het is en gaan terug naar wat het doel is van de vereniging: de voetballerij. Dat is ontegenzeggelijk een vrolijker verhaal dan dat over de accommodatie. Op grond van de prestaties in het verleden kwam Sportclub direct na de oorlog in de eerste klasse van de Afdeling Zwolle. Tegenstanders waren o.a. ZSV en Heracles, beide Zwartsluis; Be-Quick Zwolle en Olympia Hasselt. Het volgend jaar stichtte de 'grote KNVB' namelijk een afdeling zaterdagvoetbal ( dat heette toen nog zaterdagmiddagvoetbal). Er kwam een vierde klasse in district Oost. De hoogste uit de oostelijke afdelingen zouden hierin komen.
Sportclub Genemuiden slaagde met vlag en wimpel voor dit toelatingsexamen: de ploeg werd kampioen. Ze greep de titel door Olympia in de laatste wedstrijd met 5-4 terug te wijzen. Dit sportieve succes bracht nogal wat organisatorische moeilijkheden met zich mee, zoals al is omschreven.


Alle leden van Sportclub Genemuiden samengepakt voor een groeps foto in het jubileum jaar 1955.
Beslissingswedstrijd Sparta
'Wi'j binn now uut e fuift en dan beginn wi'j weer te foeteballen', zo kondigde Sportclub Nieuws in krom dialect aan. Maar Sportclubs leiding rekende, na twee kampioenschappen en het jubileum, op een rustig seizoen 1955/56 met een plaats in de middenmoot. De boog kan niet altijd gespannen staan. Bovendien haakten enkele 'vaste krachten' af. Zo besloten keeper Dirk de Lange en linksbuiten Marten van Dijk hun carrière af te bouwen in een lager elftal.
Beiden hadden twaalf seizoenen met zo'n 300 wedstrijden in het eerste gestaan. Afgewacht diende te worden hoe de vervangers, waaronder Reind Breman, zich hielden. De trainingen werden wat minder intensief en De Roos schafte de tactische besprekingen op vrijdagavond af.
Geheel volgens plan nestelde Sportclub zich aan de kop van de middenmoot. Maar naarmate het eind van de kompetitie naderde, sloop de ploeg steeds dichter naar koploper Sparta Enschede, dat het seizoen daarvoor nog degradatiekandidaat was. Het verschil werd zo klein, dat de 'koorts weer bij ons toesloeg', aldus Sportclub Nieuws. In de voorlaatste wedstrijd kwamen beide ploegen gelijk. Er was dus een beslissingswedstrijd nodig om uit te maken wie zich kampioen mocht noemen. Deze werd gespeeld in Nijverdal, op een woensdagavond. Harm Bonthuis vervolgt: 'De druk van de supporters op de spelers was groot. Op het werk en 's avonds steeds weer Sparta en Nijverdal. In overleg met de spelers werd besloten om 's middags met vier personenauto's te vertrekken. Zonder bekend te maken waarheen, hadden wij een ontspannen middag, een wandeling op de Holterberg en omgeving en tot slot een broodmaaltijd in 'Dalzicht' op de Nijverdalse berg. Wij genoten van de auto's met supporters uit Genemuiden, die langs reden en geen weet hadden van onze aanwezigheid daar.
De supporters zagen geen beste wedstrijd, de zenuwen waren aan beide zijden te gespannen. Beide ploegen knokten wel en daardoor bleef het spannend tot de laatste seconde. Sportclub won met 1-0 door een doelpunt van Johan Bakker, gescoord met een effectvol schot vanaf de vleugel. Sparta overwoog nog een protest in te dienen. Het meende dat het
een penalty was onthouden. Maar na rijp beraad zag men daar toch vanaf. Zo kwam Sportclub voor de derde achtereenvolgende maal in de kompetitie om het landskampioenschap, nu met ARC Alphen aan de Rijn, Harkernase Boys en weer IJsselmeervogels en Quick Boys. Ook deze maal werd Sportclub derde.
Beslissingswedstrijd VVOG
Het jaar daarop (1956/57) ging de kampioensvlag weer in top. De strijd om de eerste plaats leek te gaan tussen DOVO Veenendaal en VVOG Harderwijk, maar Sportclub kwam ook dit jaar weer steeds dichterbij.
Het werd een spannende finale. Toen Sportclub nog twee wedstrijden te spelen had, was VVOG uitgespeeld, maar had vier punten meer. DOVO moest alleen nog tegen de groen-witten en had twee punten meer. Sportclub won de resterende wedstrijden, kwam dus naast VVOG en schakelde en passant DOVO uit.
De beslissingswedstrijd werd op een zaterdagmiddag in Zwolle gespeeld. VVOG was vol vertrouwen naar Zwolle gekomen. Het had Sportclub in de kompetitie tweemaal verslagen. Maar de 5500 toeschouwers zagen een prachtige wedstrijd van de groenwitten, die de titel grepen door met 3-0 te winnen. Alle doelpunten (makers: Henk Last, Harm van Dalfzen en Henk van Dalfzen) vielen in de tweede helft.
Bij een stand van 2-0 viel VVOG-keeper H. van Twist uit. Hij kwam in botsing met Harm Hoekman en leek daarbij een ernstige kaakblessure te hebben opgelopen. Na behandeling in het ziekenhuis bleek alles gelukkig mee te vallen en Van Twist kon met zijn ploegmakkers mee haar huis.
Geen landskampioenschapskompetitie
Voor het eerst in de 'kampioensreeks' was er voor Sportclub geen toernooi om het landskampioenschap. In West II was namelijk al een tweede klasse ingesteld en de kampioen daarvan was automatisch landskampioen.
Wat dat betekende voor de vereniging kunnen we illustreren aan wat koele cijfertjes. In de gewone kompetitie van 1956 beurde de penningmeester aan entreegelden 1.466,-. De landskampioenscompetitie 1955 leverde 2.117, op, die van 1956 zelfs 2.650,-! Natuurlijk waren er ook kosten, maar het batig saldo bleef aantrekkelijk.
Vandaar dat het bestuur voorstelde om een officieuze kompetitie in het leven te roepen. De (derde klasse) kampioenen van West I, Oost en Noord moesten tegen elkaar spelen. De winnaar daarvan zou dan de kampioen van West II mogen uitdagen. De andere clubs hadden echter te weinig belangstelling. De ploeg mocht nu wat 'bijverdienen' in nederlaagtoernooien enz.
Organisatorische veranderingen
1957 Bracht de vereniging nogal wat veranderingen op organisatorisch vlak. Oefenmeester Jan de Roos vertrok na vier succesvolle jaren, omdat hij van mening was, dat de verbintenis tussen klub en trainer niet te lang moet duren. Jan Stegeman volgde hem op. In 1958 was De Roos weer terug van weggeweest. Deze maal bleef hij tot 1961.
Ook in het bestuur kwamen nogal wat wijzigingen. Voorzitter Harm Bonthuis trad terug, zoals hij in 1954 al had aangekondigd. De leden haalden hem toen over nog een termijn aan te blijven in verband met het naderende verenigingsjubileum. Secretaris Wiebe de Boer vertrok naar Steenwijk.
De opengevallen plaatsen werden opgevuld door de benoeming van eerste elftalspeIer Teun van Unen en Jan van Dalfzen, die al jaren als 'hulppenningmeester' de ledenadministratie bijhield en de contributie inde. De taakverdeling binnen het bestuur werd grondig gewijzigd.
Het oudste bestuurslid Jan Eenkhoorn werd voorzitter, Jan van Dalfsen ('met een s', schreef hij zelf in de notulen) nam het secretariaat weer op zich. Dirk de Lange had in 1956 al het beheer van de financiën overgenomen van Marten Visscher, die het 'algeheel toezicht op de terreinen' (het was er toen nog maar één) op zich nam.
Het jaar daarop nam ook deze vertegenwoordiger van de oude garde afscheid.
In 1958 kreeg Sportclub ook officieel een jeugdcommissie. Tot dan was de begeleiding van de jeugd een zaak van het bestuur en de elftalcommissie die te hooi en te gras ook vrijwilligers inschakelden.
De bedoeling was om via de jeugdcommissie de begeleiding te verbeteren. Van de groep van vier man (voor vier elftallen) bleven er spoedig maar twee over: Berend Herssenberg en Hendrik Jan (de proeme) van Dalfsen. Onderbezetting bleef voorlopig het voornaamste kenmerk van de kommissie en daardoor bleef het effect zeer beperkt. Toch organiseerde de kommissie (met hulp van anderen) al in 1961 een reisje naar een KNVB - jeugd sportkamp. De kampweek werd daarna vaste traditie in Genemuiden.
Nog wat nieuws van het verenigingserf: het ledental groeide boven de tweehonderd. In oktober 1967 werd de magische grens bereikt.
Bekerhouder
In 1957/58 kwamen er twee derde klassen in district Oost, de eerste stap op weg naar een oostelijke tweede klasse. Die kwam in 1960, en toen pas kwam er weer een club uit Oost in de kompetitie om het landskampioenschap.
Sportclub kwam in de 'Twentse afdeling'. Het werd recht toe, recht aan voor de vijfde maal achtereen kampioen, twee punten voor op Sparta en vijf op DES. Het kampioenschap werd een feit in de thuiswedstrijd tegen deze Nijverdalse club, die de groen-witten met 3-1 wonnen.
Sportclub wierp zich dat jaar met verve op de strijd om de KNVB-beker zaterdagvoetbal. Het bereikte de halve finale door achtereenvolgens Urk, ONS Sneek, Excelsior Rijssen, Vroomshoopse Boys en DOVO Veenendaal uit te schakelen. In de halve finale stootte men op Ter Leede uit Sassenheim. Op neutraal terrein in Ermelo declasseerden de groen-witten deze tweede klasser volledig: 8-2.
De finale was 16 augustus(!) in Huizen, juist op de verjaardag van Dirk Beens. Tegenstander was ARC uit Alphen aan de Rijn, bekend van de derde landskampioenschap kompetitie, maar nog meer als 'de club van Tiempe Last'. Sportclub won ook van deze tweede klasser met forse cijfers: 5-0 en ontving de beker uit handen van 'zaterdagvoorzitter' Fokke Remmers.
Beslissingswedstrijd DOVO
In 1958/59 werd Sportclub ingedeeld in de 'Veluwse' derde klasse. Ook hier nam het fier de kop. Na zestien van de twintig wedstrijden hadden de groen-witten een voorsprong van vier punten op concurrent DOVO.
Sportclub was op dat moment 53 officiële wedstrijden achtereen ongeslagen. DOVO brak dat record door op 30 juni 1959 Sportclub met 3-1 te verslaan. Een week later won ook WHC met 3-1 en op dat moment kwam DOVO langszij. Beide ploegen maakten geen fout meer en eindigden samen bovenaan, negen punten boven WHC. De beslissingswedstrijd om het kampioenschap werd in Ermelo gespeeld. Het werd een van de meest bewogen wedstrijden uit Sportclubs geschiedenis en ook wel van DOVO. Tien jaar later kwam een DOVO - supporter er nog op terug in Sportclub Nieuws. Scheidsrechter Tientjes gaf DOVO binnen tien minuten twee penalty's, die tumult langs en binnen de lijn veroorzaakten. Bertus Kroesbergen en Klaas van Hal misten. Mede daardoor won Sportclub met 3-2. Het zesde achtereenvolgende kampioenschap was een feit.
De ploeg kwam ook dit jaar in de finale om de KNVB-beker. De groen-witten schakelden achtereenvolgens uit: GVVV Veenendaal, CSV Zwolle, Oranje Nassau Alme10, Spakenburg en Achilles Enschede. In de finale stootte men weer op ARC. De mannen uit Alphen wonnen deze keer met 3-1.
Harm van Dalfzen prof
Sportclub moest het na dit jaar zonder Harm van Dalfzen doen. De kleine midvoor debuteerde al op 15-jarige leeftijd in het eerste elftal. Dit had in die tijd nogal wat problemen met de afwerking, terwijl Harm juist bij de junioren gemakkelijk en veel scoorde. Hij debuteerde in oktober 1953 in de wedstrijd tegen DES. AI snel bewees hij zijn waarde ook in Sportclubs keurtroep en zelfs daarbuiten.
Harm kwam al spoedig bij de selectiegroep van het Oostelijk elftal en het Nationale team, samen met neef Henk van Dalfzen.
Beiden bezorgden Sportclub in die periode veel goede publiciteit.
Sportclub werd voor velen in den lande de 'club van de Van Dalfzens', waarbij dan gemakshalve de inbreng van de andere spelers vergeten werd.
In 1959 drong Harm als eerste zaterdagamateur door in het Nationale amateur-elftal (in die tijd met een gescheiden zondag en zaterdag sectie eigenlijk: zondagamateurselftal).
Het kon niet uitblijven dat semi - profclubs belangstelling gingen tonen voor deze speler. In 1957 waren er al geruchten over een overgang, in 1958 kwamen er veel aanbiedingen, maar pas in 1959 tekende hij zijn eerste contract. In overleg met Jan de Roos koos hij PEC als springplank voor een verdere carrière als voetballer.
Die kwam overigens niet geheel uit de verf. Vlak voor zijn vertrek naar PEC liep Harm een knieblessure op, die hem veel parten heeft gespeeld. De blessure kreeg hij in de bekerwedstrijd tegen Oranje Nassau. Ze was zo ernstig, dat hij datzelfde jaar nog moest worden geopereerd.
Sportclub had het geluk, dat het elftal drastisch verjongde. Daardoor kon het deze aderlating relatief gemakkelijk opvangen. Alleen Henk van Dijk en Dirk Jan Beens handhaafden zich ondanks hun jaren. Ook de Elftal kommissie kreeg jongere leden.
Tweede klasser
Het jaar daarop (1959/60) nam DOVO op sportieve wijze revanche voor de nederlaag in de beslissingswedstrijd van Ermelo. De Veenendalers stevenden deze maal recht op het kampioenschap af. Ze wonnen ook de beker, na Sportclub in de kwartfinale terug te hebben gewezen.
Sportclub smaakte niettemin het genoegen de nieuwe kampioen in de laatste competitiewedstrijd te verslaan. Mede daardoor eindigden de Genemuider voetballers op de derde plaats. Die prestatie was voldoende om zich te plaatsen voor de nieuw te vormen tweede klasse. De eerste vijf van beide derde klassen gingen over.
Algehele tevredenheid dus in Genemuiden, ondanks het ontbreken van een kampioenschap en -kampioensreceptie, die Sportclub Nieuws met wat overdrijving 'zo langzamerhand net zo traditioneel als de Biestemerk' noemde.
Totowinnaar
In 1960 telde Genemuiden een totowinnaar. Harm Kolk, jarenlang vaste grensrechter bij de klub, vulde samen met Dirk Tuinman het gouden rijtje in. Ze moesten de prijs delen, maar die was juist extra groot omdat door de winterse omstandigheden de week daarvoor het voetbalprogramma werd afgelast. Men kende toen nog niet het systeem van vervangende uitslagen en bij afgelasting bleef de 'pot' gewoon staan tot de volgende week.
Het betekende wel een stimulans voor de Sportclubtoto, die drie, vier jaar daarvoor was gaan draaien. Als lid van de (neutrale) Vereniging van Zaterdag clubs had men geen bedenkingen tegen de pool, zoals de Christelijke VCV die wel had.
De opbrengst bleek een hoogst welkome steun voor het verenigingsbudget.
Weer kampioen
In de tweede klasse begon Sportclub uitstekend. Het eerste seizoen greep het dadelijk weer de oostelijke titel, twee punten voor op DES en vier op DOSK. Deze keer kwam Sportclub weer uit in de kompetitie om het landskampioenschap. Tegenstanders waren beide westelijke kampioenen Huizen en 's-Gravenzandse SV. De Genemuider voetballers waren dit maal niet erg gelukkig.
Op Tweede Pinksterdag speelden ze bijvoorbeeld thuis tegen Huizen. Voor een groot publiek stormde Sportclub de hele wedstrijd, maar verloor met 1-2.
Andere shirts
Het jaar daarop kreeg Genemuiden een andere trainer. Jan de Roos vertrok weer, nu echter voor lange tijd. Hij werd opgevolgd door H.J. Spijkerman, ook een Zwollenaar, maar niet afkomstig van PEC, maar van ZAC.
Het eerste werd ook de verticale groen-witte streep ontrouw. Op een emotionele extra ledenvergadering boven kafé 't Centrum stemde een meerderheid er voor, dat het eerste ook in een ander tenue mocht aantreden.
Het bestuur was een felle tegenstander en wilde aanvankelijk de uitslag niet erkennen. Met name Jan van Dalfsen vond, dat een dergelijk besluit tegen de statuten indruiste en de voorstanders hadden juist geen tweederde meerderheid. De KNVB werd zelfs geconsulteerd en die vond een normale stemmenmeerderheid in deze zaak voldoende.
Wel kondigde het bestuur aan nooit shirts ter beschikking te stellen die afweken van het traditionele patroon. Dat 'nooit' duurde maar enkele seizoenen. Hoe dan ook, twee weken later speelde het eerste in het wit-met-een-groene-hals, in eigen beheer aangeschaft.
Herkansing
Na de kompetitie 1961/62 kreeg Sportclub wat het landskampioenschap betreft een herkansing. Een goede start bracht Sportclub in feite al buiten bereik van de andere clubs. Het eindigde twee punten boven DOVO en zeven boven DOSK. Het tweede en derde maakten dit eerste jaar voor Spijkerman een volledig succes: ook deze elftallen werden kampioen.
De groen-witten kwamen uit tegen de westelijke kampioenen Spakenburg en Quick Boys. Sportclub had uitzicht op de titel, maar verloor de laatste wedstrijd in Katwijk met 2-1 en belandde zo op de tweede plaats met vier punten uit vier wedstrijden.
Die wedstrijd in Katwijk -op 16 juni 1962 was de laatste maal dat Sportclub uitkwam in de strijd om het landskampioenschap. Na tien kampioenschappen sinds 1945, waarvan acht in negen jaar, begon de terugval. Sportclub verdween geleidelijk uit de oostelijke top.
Het tweede
Daarmee is het verhaal over deze periode eigenlijk ten einde wat het eerste elftal betreft. Ook Sportclubs tweede deed in dit tijdvak van zich spreken. In 1952, dus al voor de glansperiode van het eerste, greep het al de titel in de reserve klasse van de Afdeling Zwolle. Het verloor alleen beide wedstrijden tegen Go-Ahead 2, dat in 1951 kampioen werd, ondanks twee nederlagen tegen Sportclub 2. Onze reserves vierden hun kampioenschap met een daverend feest in het Weeshuis. Ook burgemeester Hamer gaf hier blijk van zijn belangstelling.
Het jaar daarop werd ons tweede tweede. Het eindigde gelijk met Go-Ahead 2, dat Sportclub Nieuws in die periode 'de enige echte tegenstander van onze reserves' noemde. De Kampenaren wonnen de beslissingswedstrijd met maar liefst 7-2. Ze stonden na tien minuten al met 3-0 voor!
Het derde maakte dat jaar veel goed door te promoveren naar de tweede klasse, na promotiewedstrijden tegen WVF 3.
In 1954 werd het tweede weer kampioen. Met nog de wedstrijd tegen WVF 2 voor de boeg stond het één punt achter op het al uitgespeelde Hatto-Heim 2. De wedstrijd in Westenholte werd keer op keer uitgesteld. Uiteindelijk greep het tweede de titel via een 7 -1 winst.
De kersverse kampioenen werden ook bekerhouder van de Afdeling. In de finale wonnen ze met 3-1 van CSV Zwolle na eerst Go-Ahead 2 (4-0), Urk (n.o.), Wilsurn (4-0) en DESZ te hebben uitgeschakeld.
In 1955 werd Sportclub 2 weer kampioen 'ongeslagen op die ene nederlaag tegen DOSK 2 na', aldus Sportclub Nieuws. De groen-witten behaalden zeven punten voorsprong in zestien wedstrijden. Het veroverde zo een plaats bij de eerste klasse van de standaardelftallen van de Afdeling, die onder druk o.a. vanuit Genemuiden, daarin één plaats voor reserve-elftallen beschikbaar stelde.
Het tweede besloot bij die gelegenheid ook het stopperspilsysteem in te voeren. Men kreeg wat extra oefening doordat het eerste doordrong in de kompetitie om het landskampioenschap. Onder de naam 'Sportclub combinatie' nam het tweede elftal verplichtingen van het eerste over en deed dat niet gek: zo versloeg het bij de jubileumseriewedstrijden van IJVV vierde klasser Go-Ahead met 1-0 en DESZ met 4-1.
Temidden van standaardelftallen als Urk, DESZ, WZC en IJVV sloeg Sportclub 2 dan ook geen raar figuur. Integendeel, het greep dadelijk de titel met drie punten voorsprong op DESZ. De 'Sluzegers' promoveerden naar de KNVB, kampioen Sportclub 2... ging terug!
De Afdeling had namelijk bepaald, dat er maar één reserve-elftal in de standaardklasse mocht uitkomen. Dat moest aan het eind van het seizoen zijn plaats verdedigen tegen de kampioen van de reserves.
In 1956 was dat Go-Ahead 2.
Sportclub 2, verzwakt door invallers, verloor thuis met 1-6, maar won uit met 1-2. Er was een derde beslissingswedstrijd nodig. De Kampenaren namen in de eerste helft een 4-0 voorsprong, maar de groen-witten kwamen langszij: 4-4.
De eerste verlenging van 7,5 minuut gaf veel sensatie: Go-Ahead miste eerst een penalty, terwijl Gaitien Roeten wel doelpuntte, maar net in het eindsignaal. In de tweede verlenging scoorde Go-Ahead en won dus met 5-4.
Het competitieslot werd helemaal geen sukses. In de strijd om de Afdelingsbeker sneuvelde Sportclub 2 al in de poule die de voorronde vormde.
Het jaar daarop zette het tweede de Heen en Weer in werking. Hoewel het volgens Sportclub Nieuws 'niet in alle wedstrijden een kampioensvorm demonstreerde' greep het de titel en nam na de beslissingswedstrijden de plaats in de standaardklasseweer in.
In 1958 werd het daar weer kampioen, twee punten voor op WVF en drie op IJVV en WZC, in 1959 eindigde het met één punt achter kampioen Tuinders (nu HTC) op de tweede plaats.
Daarna beëindigde de Afdeling het experiment met een reserveteam te midden van standaardelftallen. Sportclub 2 werd in 1959/60 weer ingedeeld bij de andere tweede elftallen. Het verloor nogal wat punten aan harde tegenstanders, maar werd toch kampioen, een punt voor op WHC 2
In 1961 eindigde men twee punten achter WHC 2, dat toen de titel greep.
In 1962 greep Sportclub 2 weer de 'double'. Ze haalde het kampioenschap binnen door een 1-1 gelijkspel tegen concurrent Owios 2. In de week daarop versloeg Sportclub dezelfde tegenstander in de bekerfinale, die op het IJVV-terrein werd gespeeld, met 1-0. In beide gevallen doelpuntte Marten van der Haar.
Daarna daalde ook de ster van Sportclub 2.